terug

 

2de les 11 maart 2014 VERGEVEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kobe maakt het weer goed

 

Het is mooi weer vandaag. Kobe vraagt aan zijn zus Lenka: “Ga je mee buiten spelen?” Natuurlijk wil zus graag mee. Buiten spelen vindt ze leuk, vooral als Kobe meedoet.

Mama vindt het ook goed dat haar twee rakkers buiten gaan ravotten.

“Wat gaan we  doen?” vraagt Lenka. “Touwtje springen?”

“Bah, neen,” zegt Kobe, “dat is iets voor meisjes. Ik wil wel voetballen.”

“Neen, ik ben een meisje en voetballen vind ik maar niks. Ik moet dan weer in het doel staan. En dan doe ik me pijn als ik val”, pruilt Lenka.

“Ook goed”, geeft onze rakker toe, “wat vind je van verstoppertje spelen?”

Dat vindt zus een uitstekend idee.

 

Na enige tijd hoort mama Lenka roepen en huilen: “Dat is vals! Ik speel niet meer met jou! Ik ga het mama zeggen!”

“Klikspaan! Durf het eens? Wacht maar!” wordt er teruggeroepen.

“Au! Dat doet pijn!” huilt zus.

Snikkend komt Lenka de keuken binnen. “Kobe heeft me pijn gedaan”, zegt ze.

“Ik speel nooit meer met hem”.

“Wat is er dan gebeurd?” vraagt mama bezorgd.

Lenka vertelt dat Kobe haar liet struikelen toen ze binnenkwam.

Mama roept Kobe erbij.

“Zij is begonnen!” roept hij. “Zij speelt vals en kijkt telkens om. En ze telt niet tot honderd!”

“Jij kan veel harder lopen en dan ben ik altijd aan de beurt”, klaagt Lenka.

“Ik kan mij nooit eens verstoppen!”

“Foei Kobe”, zegt mama, “je weet best dat je zus niet tot honderd kan tellen. Waarom mag zij zich niet eens verstoppen? Weet je wat? Ga jij eventjes in de zetel zitten en blijf daar maar even.”

 

Kobe kruipt boos in de zetel. Waarom speelt Lenka niet eerlijk? Hij kan het toch niet helpen dat hij sneller is?

Maar na een tijdje weet hij wel dat hij zijn zus toch ook een kans moet geven.

Stilletjes kruipt hij uit de zetel en gaat naar de keuken.

“Lenka, het spijt me dat ik de baas wilde zijn. Wil je weer met me spelen? Ik wil best wel touwtje springen.”

“Ja hoor”, roept Lenka blij en ze springt van haar stoel. “Je bent toch een lieve broer!” Mama glimlacht. “Goed zo, Bolleke”, zegt ze, en ze geeft Kobe een dikke zoen.

 

 

Bovenkant