Aswoensdag - veertigdagentijd

 

 

Aswoensdag

is de dag na carnaval en het begin van de vastentijd en is een deel van de kalender van de Rooms Katholieke Kerk.

Aswoensdag staat aan het begin van de vastentijd van zo'n 40 dagen. Het was vroeger verboden om vlees te eten voor christenen.

De laatste eeuw zijn er verschillende varianten op gekomen.

Zo mochten in de jaren 50 kinderen niet snoepen op de door de weekse dagen.

Ze verzamelden dan hun snoep in een snoeptrommeltje.

Op zondag mochten ze die dan leegeten. Sommige waren strenger.

Die vonden dat de kinderen pas met Pasen hun snoeptrommeltje leeg mochten eten.

Het was de bedoeling van de vasten dat kinderen zo al op vroege leeftijd leerden

om niet altijd toe te geven aan lichamelijke behoeften en de geest beter in staat was om het leven te controleren.

 

Askruisje

Aswoensdag heet zo omdat die dag als je meedoet er een kruisje van as op je hoofd wordt getekend.

Dat wordt gedaan door een priester. Hij zegt dan: Van stof ben je en tot stof zul je vergaan.

Hij bedoelt dan dat je een kort leven op de aarde hebt.

Uiteindelijk ga je dood en zul je het lichaam (stof) af moeten staan en gaat je geest verder in het hiernamaals.

De tekst verwijst naar Genesis 3: 19 waar God tot Adam spreekt nadat hij gegeten heeft van de boom van Goed en Kwaad.

Op Aswoensdag zelf wordt ook gevast, de mensen eten dan maar 1 maaltijd.

Met Goede Vrijdag is dit de belangrijkste dag voor de vasten.

 

 

Voorlees verhaal:

Jasper maakt een huisje

(naverteld naar een verhaal van Ruth Ainsworth)

 

(printversie klik hier)

 

Jasper vond het enig om huisjes te maken. Soms maakte hij een huis onder de tafel in de speelkamer. Soms hing hij een oud kleed over twee stoelen en dan was dat ook een huis. Soms kroop hij in de grote speelgoedkast en deed de deur dicht, maar net niet helemaal, zodat er nog een klein kiertje licht door scheen, en dat was dan net een klein, donker, geheim huisje-als-een-hol.

Op een keer toen Jasper in de tuin speelde, ontdekte hij een gat in een boom, helemaal onderaan tussen twee dikke wortels. Het was een groot gat, hij kon er gemakkelijk allebei zijn handen instoppen.

"Wat zou je daar een leuk huisje van kunnen maken", dacht hij. "Niet voor mezelf natuurlijk, maar voor iemand die heel klein is."

Hij haalde wat mos dat vlakbij onder de varens groeide, en maakte daarvan een groen mostapijt op de vloer. Daarna plukt hij een paddenstoel en zette die er middenin, boven op het mos, dat was de tafel. Toen strooide hij nog wat rozenblaadjes op het mostapijt zodat het er fleurig uitzag en lekker rook. Verderop in de tuin was een zandbak. Jasper nam zijn emmertje, deed het half vol met het fijne zand en maakte daar een paadje van naar de ingang van het huisje. Vlakbij de ingang zette hij een blikken dekseltje met water. Als er iemand in het huisje kwam wonen kon hij net zoveel drinken als hij wilde.

Toen het bedtijd was had Jasper helemaal geen zin om naar binnen te gaan. Hij lag plat op de grond en keek naar binnen. "Ik wou dat ik zo klein was dat ik daar kon wonen", dacht Jasper. De mosvloer zag er zo lekker groen en zacht uit en de rozenblaadjes erop waren zo prachtig roze...

De volgende morgen had Jasper zijn ontbijt nog niet op of hij holde al de tuin in om te kijken of alles nog in orde was met het huisje. Het zag er nog net zo uit als gisteren, maar ook erg, heel erg leeg. "Ik wou maar dat er iemand in kwam wonen”, dacht Jasper. Hij strooide nieuwe rozenblaadjes op de mosvloer en begoot het mos met zijn gieter zodat het groen en vochtig zou blijven.

De volgende morgen na het ontbijt holde Jasper weer de tuin in om naar het huisje te kijken. En ja hoor, toen hij naar binnen keek, zag hij een klein zilver-glimmerig streepje op de vloer. Iemand was over het zandpaadje gekropen, om de paddenstoel-tafel en over de rozenblaadjes. Dat was vast een slak geweest, want een slak laat altijd een zilverig spoor achter. Maar de slak was weggegaan.

"Tja, een slak draagt zijn huisje op zijn rug, "dacht Jasper. "Die heeft mijn huisje eigenlijk niet nodig."

Hij strooide nog wat verse rozenblaadjes op de vloer en begoot het mos met zijn gieter.

De volgende morgen na het ontbijt holde Jasper weer de tuin in om naar het huisje te kijken. Gauw keek hij naar binnen...en...twee oogjes staarden hem aan. Twee glinsterende oogjes in een bruin kopje. Het was een kikker. Hij gaf Jasper een knipoog en ging er toen met kleine sprongetjes vandoor. Het mos en de rozenblaadjes waren platgedrukt, dus het kon best dat de kikker de hele nacht in het huisje had geslapen.

Jasper was heel blij dat er iemand in zijn huisje woonde. Elke dag begoot hij het mos zodat het fris bleef en strooide hij er nieuwe rozenblaadjes op. Hij hoopte dat de bruine kikker dikwijls in zijn huisje zou slapen, en dat hij misschien af en toe zou pootje baaien in het dekseltje met water.

 

 

OPDRACHTJE

 

(printversie Klik hier)

 

 

 

 

Bovenkant